vrijdag 28 september 2012

Doktoreren

Het begon met het vermoeden van een blaasontsteking op zondagavond en tegen donderdagmiddag voerde Frederik me naar spoedgevallen. Prima aanleiding voor een spoedcursus Amerikaanse gezondheidszorg. Daarbij een paar voorafgaande opmerkingen.

Wij zijn hier via de unief verzekerd, wat betekent dat wij vallen onder de ziekteverzekering van Washington State, en dat betekent dan weer dat wij hier goed verzekerd zijn. Anders zouden we dit avontuur echt niet eens overwogen hebben.
Vallen onder de publieke gezondheidsregeling betekent echter niet dat het ding dan duidelijk geregeld is. De gezondheidszorg en terugbetalingsregelingen zijn een kluwen van regels en uitzonderingen, waar een kat zijn jongen niet meer in terugvindt. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat onze verzekering wil dat wij in eerste instantie gebruikmaken van zorgverstrekkers die bij hen aangesloten zijn. En voor tanden geldt dan nog eens een ander systeem. Voor meer info over tandartsen hier moet je trouwens bij Frederik zijn. Hij moest een tand laten ontzenuwen, en een kroon laten plaatsen. Een grapje van rond de 1500 dollar.
Ook betaal je elk jaar opnieuw eerst een soort franchise (dat is per persoon 250 $) voor er ook maar iets terugbetaald wordt. Dat verklaart waarom wij een factuur van 310 dollar hadden bij ons eerste doktersbezoek in februari. Uit een nog Belgische reflex gingen we met zijn drietjes gezellig naar de dokter. Dat zouden we nu dus niet meer doen.

Soit, op maandag boek ik via internet een afspraak in de "neighbourhood clinic". Dat gaat vlotter dan bellen naar het call center om een afspraak te maken, want daar moet je meteen ook je hele ziektebeeld vertellen.
Onze "clinic" is trouwens op loopafstand en bevindt zich op de derde verdieping van een nieuw complex. Het dokterskabinet - als je het zo nog kunt noemen- is gloednieuw en super verzorgd. In de lobby moet je je dan aanmelden, waarop een van de drie aanmeldingsdames je blad uitprint met al je gegevens op. (De twee anderen zitten meestal met hun vingers te draaien.) En dan word je opgehaald door de verpleegster die je meeneemt naar een kotteke, waar ze je - standaard - weegt, je bloeddruk en temperatuur opneemt en je dossier via de pc opent en nog eens met je checkt. Zij vraagt wat er scheelt en je doet je hele verhaal terwijl zij wat woordjes typt. Dan word je veelal weer meegenomen naar de wc waar je in een potje moet plassen. Aan de muur hangt daar trouwens een 15-stappen-plan van hoe je een 'proper' staal moet afgeven. Hilarisch. Direct naast de wc is er een stalen deurtje waar je dan je staal achterlaat en dat het laboratorium via hun stalen deurtje onmiddellijk onderzoekt. Een waar urine-doorgeefluik. Veelal nog iemand anders begeleidt je dan terug van de wc naar dat kotteke waar je dan op de dokter moet wachten. En als hij dan via zijn deur binnenkomt (jaja, aparte deur, dokters- en patientengedeelten zijn mooi van elkaar gescheiden), krijg je een kwartier om nog eens je verhaal te doen tegen hem. Het is een ongelooflijk fantastisch gestroomlijnd proces waar Ford fier zou op zijn.
Nu, ik heb dit lopende band-gevoel ook al in Belgie meegemaakt. Ga maar eens naar de gynaecoloog in het Heilig Hart in Leuven. Maar bij de huisarts was het toch nieuw voor mij. Bij de huisarts in Leuven moest ik veelal uren in de wachtzaal zitten, ook al had ik een afspraak, om daarna zelf erg lang bij de dokter te zitten. Dat was niet altijd mijn schuld. Mijn huisarts kreeg om de haverklap telefoontjes van patienten die nog om extra raad of resultaten en diens meer vroegen. Hier heb ik de dokter zelf nog nooit aan de telefoon gehad. Ook niet als hij op maandag de boodschap gaf dat ik hem de volgende dag moest bellen als het niet beter was. En de resultaten van stalen vind ik mooi allemaal op mijn "clinic-account" terug.

Op dinsdag bel ik dus. Je belt echter altijd eerst een call center die je dan doorverbinden naar de verschillende 'clinics'. En zo kreeg ik dan via via de hoofdverpleegster van mijn 'clinic' aan de lijn in plaats van de dokter. Die vraagt me gewoon: heb je rugpijn? en ik zeg neen. Alles in orde dus. Okee, ik geef toe dat ik nogal weigerachtig was om pijn te voelen omdat de dokter mij gezegd had dat een nierontsteking in dit land veelal intraveneus behandeld wordt.
Ik verklaar mezelf dus voor genezen en begin vol goede moed op woensdagochtend aan het huishouden, wat niet lukt. Tegen 's middags lig ik languit in de zetel en rond vier uur - het uur dat ik een nieuwe afspraak heb bij de dokter - kan ik met moeite nog lopen van de pijn. Resultaat? Zware antibiotica en pijnstillers. Op donderdagochtend zit ik met Janne in de zetel terwijl het zwart voor mijn ogen wordt en ik hartkloppingen heb, ondanks die pijnstillers en antibiotica. Rond hetzelfde moment belt de hoofdverpleegster me op met de vraag of het al wat beter gaat. Niet dus. Blitzbezoek aan de dokter, die zeer vriendelijk aan Frederik duidelijk maakt dat hij zelf niets meer kan doen en dat spoedgevallen voor dit soort zaken aangewezen is.

Spoed valt samen te vatten als nog meer plas- en bloedstalen, dokters en verpleegsters in alle vormen en gedaanten, ultrasounds en onzekere diagnoses. Blijkbaar waren mijn arts en de hoofdarts van spoed het niet helemaal eens over mijn geval, waardoor ze allebei langskwamen en ons uiteindelijk de keuzes lieten maken. En dan eindelijk na nog eens vier uur, het verlossende morfine-shot en een baxter met antibiotica. Toen voelde ik me fantastisch en was ik klaar om naar huis te gaan. En zo is het ook gegaan. Na nog een shot van morfine en een boterham met yoghurtje, heeft Free me thuis in bedje gelegd en heb ik voor de volgende twee dagen vooral geslapen.

Ondertussen ben ik weer helemaal genezen en dat weet ik zeker omdat elk genezingsproces hier bij mij eindigt met dezelfde vraag: hoeveel zal dit weer gekost hebben? De prijs van het namiddaguitje spoed is 3618,54 dollar. Daarvan heb ik al een overzicht gekregen. Hoeveel we daar zelf van moeten betalen, is nog niet duidelijk. En ook de facturen van alle doktersbezoeken en plas- en bloedstaaltjes moeten nog beginnen toestromen.
En wij mogen dus echt niet klagen. Mensen die we kennen, hebben elk een parttime job zonder ziekteverzekering. Zelf bijdragen betalen kunnen ze zich niet veroorloven. En dan breekt die kerel zijn pols: een factuur van rond de 5000 dollar. Wat dan weer tot andere verhalen leidt van mensen die twintig jaar lang 20 dollar afbetalen aan het ziekenhuis voor hun ziekenhuisopname in de jaren stillekes. Andere vrienden hebben geen "dental" en zijn al in jaren niet meer naar de tandarts geweest. Bij tandpijn nemen ze een aspirientje.

De moraal van het verhaal: don't get sick! En drink veel water.

vrijdag 31 augustus 2012

Shop till you drop!

't Is alweer effe geleden, maar dat komt omdat het druk, druk, druk is. U vraagt zich af: hoe kan het dat een 100% huisvrouw met een doodbrave kleine (echt wel) en een vent die graag kookt en niet te lui is om af te wassen het druk heeft? Ewel, daar zijn natuurlijk heel wat verschillende redenen voor, zoals veel te veel plannen, een zieke kleine, visa en paspoorten-toestanden, maar ik richt mij vandaag op de vervelendste/voornaamste: het Amerikaanse supermarkt-systeem.

Ze zeggen wel eens dat Belgen van bonnetjes houden. Ewel, Amerikanen doen dat nog veel meer. Het is echt geen wonder dat er hier programma's ontstaan als "Extreme Coupon-ing" of zoiets. De reden is dat de meeste supermarkten hier in het algemeen echt standaard er twee a drie dollar bijlappen, om er die dan via allerlei onnozele promoties weer van af te halen. (Hierop is Trader Joe's trouwens de aangename uitzondering.)
Zo kun je hier ten eerste maar best van elke winkel waar je inkopen doet een soort 'klantenkaartje' hebben. Een systeem dat wij ondertussen ook wel hebben in de Delhaize en Colruyt en wat nog, maar hier kun je enkel van de "speciale" prijs genieten als je zo'n kaartje hebt. En dan heb je ten tweede de wekelijkse promoties, waarbij de prijs van sommige producten dan gedeeld door twee gaat. Op zo'n moment zijn sommige dingen dan spotgoedkoop (zoals een dollar voor grote tandpastatubes) en zijn andere dan pas betaalbaar (zoals veel zomerfruit en tomaten). En dat het de moeite loont om die dingen toch in de mot te houden, dat had zelfs Frederik door (die hier zelden inkopen doet) na mijn verblijf in het buiten-binnenland. Hij had in de ene winkel (QFC) zonder overdrijven het dubbele betaald voor dezelfde fles olijfolie dan in een andere (Target).

Dit alles zorgt ervoor dat ik ondertussen van alle standaardproducten de prijs ongeveer van buiten weet, dat ik elke week de krantjes van onze verschillende supermarkten uitpluis op zoek naar wat ik deze week moet inslaan en dat ik naar vijf verschillende supermarkten ga, afhankelijk van wat ik nodig heb.

Zo gaan we voor kaas, wijn en bier, melk, deegwaren, rijst en allerlei zoetigheden naar Trader Joe's. U bent natuurlijk reeds vertrouwd met deze supermarkt, omdat een trouwe lezer bent. Zonder deze alternatieve supermarkt met hip imago die veel onder eigen merknaam verkoopt en tot hetzelfde concern als Aldi behoort, zouden wij niet kunnen leven. Helaas is het brood niet lekker en vind je er niet alles wat je nodig hebt.

QFC is nummer twee. Dat is vooral omdat het het dichtste bij is. Staat voor Quality Food Center en dat is terecht. Terwijl je bij TJ's al eens buitenkomt met iets dat toch niet super is, zijn de verse waren hier ook echt vers. Helaas betaal je daar de prijs voor op alle andere producten. Tenzij je natuurlijk wacht tot iets in promotie is. Zoals de volgende vier dagen het geval is, want dat vergat ik nog te vermelden. Naast de wekelijkse promoties heb je ook nog de speciale weekend-promoties, naast de nog specialere weekendpromoties, omdat er een feestdag is! Dit weekend is dat het geval: Labour Day! Vandaar dat ik nu al de hele week wacht om deze namiddag inkopen te gaan doen in deze supermarkt.
Ook nog even de winkels vermelden waar wij niet naar toe gaan, zoals Whole Foods, of nog chiquer: Metropolitan Market of PCC. Dat is nog duurder omdat het dan al helemaal voor de milieubewuste, enkel biologisch, alles organic, en blablabla is. Daar doe ik wat kleinerend over, om niet te moeten toegeven dat dat gewoon te duur voor ons is.

En dan hebben we nog Fred Meyer, Safeways en Target. Safeways zou ik eigenlijk naast QFC moeten ranken. Zelfde inhoud, iets goedkoper, maar de promoties zijn minder spectaculair en het ligt wat verder waardoor ik er niet zo makkelijk kom.

Fred Meyer en Target zijn nog een categorie apart, omdat ze naast eten ook kledij en schoenen en speelgoed enzo van die dingen verkopen. Beide winkels zijn goedkoper dan QFC. Alleen zijn ze allebei even rijden, en hebben ze andere "specialisaties", waardoor je soms toch niet vindt in de ene wat de andere wel heeft. Zo ga ik naar Target voor veel van mijn eigen kleren, de uitgebreide apotheker, de goedkoopste pampers en luierdoekjes, allerhande zeep, zakdoeken, wc-papier, en conserven. Maar voor eten en keukenspullen ben je dan weer beter af in Fred Meyer. Daar koop ik ook onze kampeerspullen, bbq-stuf en dat soort non-food spullen.

Dit zijn mijn standaarwinkels. Je hebt echter nog heel veel andere winkels die ik nog niet ontdekt heb. Er bestaan ook nog heel veel winkels met systemen a la de Macro, waarbij je een lidkaart moet kopen vooraleer je binnen mag. Dat heb ik van horen zeggen. Daar kun je dan in bulk aankopen, maar dat lijkt mij voor ons appartementje dan weer van het goede te veel. Tenzij ik natuurlijk zo'n afschuwelijk plastieken tuinhuis ergens in promotie op de kop kan tikken. U brengt me op ideeen. Hmmmm.

zaterdag 11 augustus 2012

Roadtrip XXL

Het zal een schrijfsessie worden in vijf keer, want ik wil hier de route beschrijven van onze vakantie en dat zijn te veel natuurwonderen om op een avond in lettertjes om te zetten. Misschien moet ik beginnen bij onze laatste ontdekking die eigenlijk zelfs niet in onze vakantie zat, maar ons vorig weekend/kampeeruitje vulde: Mount St. Helen.
Wat deze dame onderscheidt van de andere vulkanen met al even statige namen als Mount Rainier, Mount Hood, Mount Adams,... (jaja, een bergketen van vulkanen), is dat ze nog niet zo lang geleden de lucht in ging. We spreken over 1980, wat in geologische termen echt nog maar een habbekrats is. En alhoewel de natuur zich razendsnel herstelt, is het toch nog steeds een landschap in herstel.
Het is echt een fascinerende plek om te vertoeven. Je loopt nog op het puin, terwijl er toch weer overal mooie bloempjes en struiken piepen. Op nog andere plaatsen staan er toch alweer flinke bomen die echter nog steeds dwergjes zijn in vergelijking met de dode boomstammen waar ze naast staan. Of je kijkt neer op een meer dat lijkt vol te liggen met takjes, maar eigenlijk gaat het om honderden boomstammen die in het meer gesleurd werden door de tsunami die op de vulkaanontploffing volgde. Vulkanen, dat was ook de rode draad doorheen de eerste week van onze trip, al geldt dat eigenlijk voor ongeveer elk landschap aan deze kant van de States. Soit.

(tweede poging) Bon, de uitvoerige beschrijving, dat wordt niks, omdat ik dat niet tijdens een middagdutje getypt krijg. Vandaar een eerder power-point-achtige presentatie van al dat moois. Kwestie om jullie nu echt tot de aankoop van vliegtuigtickets aan te zetten.
Eerste halte: Columbia-falls, de plek waar de Columbia-river over de Cascades gaat. Het levert een mooi landschap op van heuvels en waters, afgewisseld met stopjes aan sprookjesachtige watervalletjes. Dit is volop Lewis en Clarke-territory. Het Westen van de States werd door deze twee avonturiers voor het eerst geexploreerd. Hun missie was een doorsteek te vinden tot aan de oceaan en ze zijn daar via de Columbia in geslaagd. Denk aan pioneers, indianen en bekijk de film Meek's Cutoff. Op zondag was het heet. Vandaar dat we besloten om in het staatspark aan het water te gaan liggen, bleek dat een van de twee naaktstranden die Oregon rijk is te zijn. Haha.

Daarna via The Dalles richting John Day Fossil Beds landinwaarts getrokken. Zo kom je van een boslandschap terecht in een woestijnlandschap, inclusief rotsen en basaltzuilen en de grijsgroene sagebrush-vlakten: woestijn in de hoogte. Steeds minder bewoning, steeds meer pick-up trucks. Nu en dan een dorp, waar de superette de enige place-to-be is, als er al een superette is.

Tweede halte: John Day Fossil Beds. My favorite! Dit vond ik van het mooiste dat ik in mijn leven al gezien heb: canyons uit blauwe klei, heuvels die lijken alsof de indianen ze geschilderd hebben (zie 'The Painted Hills', de meeste van Frederiks foto's op facebook zijn hier gemaakt). Echt prachtig. Al dit moois door de opeenvolging van gigantische vulkaanuitbarstingen en ijstijden. De naam van dit national monument verwijst trouwens naar de uitzonderlijke hoeveelheid van fossielen die ze in deze streek nog steeds vinden.

Daarna via Bend opnieuw de hoogte in. Onze eigen kennismaking met vulkanen en alle fenomenen die deze natuurkrachten met zich mee brengen: lava-tunnels, kratermeren, obsidiaan-stromen, as-heuvels.
Bijvoorbeeld Lava River Cave bij Newberry National Volcanic Monument: een tunnel waar de lava zich doorheen geboord heeft. Donker, heel erg koud, maar met steenlagen die fascineren. Of een 'obsidian-flow': letterlijk een heuvel van obsidiaan.

Derde halte: Diamond Lake en Crater Lake. Diepblauwe meren die achterblijven nadat de top van de vulkaan implodeerde. Zeer mooi, opnieuw. Elk uitzicht een postkaartje.  Alleen jammer van de muggen. Het bleek het seizoen te zijn en dat hebben we geweten. Het was zonder overdrijven onmogelijk om er te blijven zonder een dikke laag muggenspray.

Vierde halte: Lassen Volcanic National Park. Inderdaad, weer een vulkaan. Dit keer een met de top er wel nog op. Wat Lassen zo fenomenaal maakte, was de gigantische kokende mud-pot, de grootste ter wereld, ook Bumpass' Hell genoemd.
Deze arme stakkerd zag de miljoenen al liggen toen hij deze plaats ontdekte. Hij plande om stinkend rijk te worden als gids voor wat volgens hem de toeristische attractie bij uitstek zou worden. Helaas stapte hij tijdens het gidsen in een van de bubbelende modderpoelen en verloor hij zijn been. Exit gidscarriere en miljoenen. Maar hij had wel gelijk qua toeristen-potentieel. De wandeling naar het gebied is op zich al fantastisch en dan hoor je langzaamaan steeds meer iets blazen, en begin je viezigheid te ruiken en plots kijk je neer op een landschap vol kleuren en stoomwolken. Stinkend fascinerend.

Vandaar naar de kust getrokken langs een route die google maps ons aanraadde, het was trouwens ook de enige weg van oost naar west. In het begin viel dat nog mee. Zolang we in het gigantische 'staatsbos', ofte 'national forest' reden was de weg tamelijk onderhouden, maar zodra we uit het bos waren en echt op de hoge heuvelflanken reden, was de weg op veel plaatsen letterlijk weg. En dan denk je: "Oh my God! Dit is de States!" en begrijp je waarom mensen met een RV rijden.

Vijfde halte: de Redwoods. Neen, geen sequia's. Redwoods. Bomen zo dik als auto's en zo hoog als flatgebouwen. In de reisgids stond er dat het lijkt alsof je in de prehistorie rondloopt en er is iets van aan. Je bent gewoon elk 'menselijk' perspectief kwijt, je bent gewoon piepklein tussen deze giganten. Zelf vond ik het fantastisch om te kijken naar de auto's die voor ons reden, want dan leken die auto's miniatuurtjes in vergelijking met die bomen naast hen.

En dan zijn we vandaar de hele kustlijn, highway 101, afgereden naar het noorden. Wat dat meebrengt, zijn opnieuw postkaartjes van uitzichten van stranden met rotsen, een zeegrot met een zeeleeuwkolonie, een duinengebied van vijf kilometer breed, waarbij je je in de Sahara waant, en walvissen, die we jammergenoeg niet gezien hebben (maar we kunnen jullie nu wel adviseren!), een vergeten bankkaart die met de post teruggekeerd is :-))  

En zo bracht highway 101 ons bij onze laatste halte: Olympic National Park. Op de kaart maar een boogschot van Seattle, maar in werkelijkheid gaat het om een ondoordringbaar staatspark zo groot als Vlaanderen. Aan de kant van de oceaan neemt dat de vorm aan van prachtig regenwoud, met mosslierten tussen en op de bomen, opnieuw gigantische bomen en varens overal waar je kijkt.

Het was echt een fantastische trip, waar ik Free voor wil danken want hij had tijdens mijn maand in Belgie alles uitgezocht en uitgestippeld. Ik spaar trouwens alle foldertjes en kaartjes zodat we jullie geheel voorzien op weg kunnen sturen volgende zomer.

Voila, ik hoor Janne huilen. Dat wil zeggen dat ik het zelfs niet ga herlezen. De schrijffouten krijg je toe.

Annelies

dinsdag 3 juli 2012

Op jaarlijks verlof

Zaterdag vertrekken we op vakantie voor twee weken. Daar kijk ik erg naar uit, want in tegenstelling tot wat de titel doet uitschijnen hebben we vorig jaar helemaal geen vakantietrip samen gehad. Ik had niets anders dan vakantie, terwijl Free niets anders dan werk had. En bovendien geldt in dit huishouden dat een echte vakantie een uit de kluiten gewassen roadtrip van formaat is, die onze auto omtovert in een ware mini-mobile-home. Sinds de komst van Janne hebben we onze formule weliswaar een beetje kindvriendelijker moeten maken, maar we winnen steeds meer terrein terug.
Een van de andere voornemens bij mijn terugkeer uit Belgie was namelijk om elk weekend te gaan kamperen tijdens de zomermaanden en dat lukt aardig. Het lukt niet elk weekend (ik had de pijl hoog gemikt), maar toch een keer om de drie weken.

Onze try-out was vier dagen in het 'state park' op Orcas Island, een van de San Juan-eilanden in de Puget Sound. De schoonheid en het ongelooflijke uitzicht van op de top van het eiland ga ik hier niet beschrijven, want dan val ik in herhaling. Wel wil ik het hebben over onze koddige peuter. Ik maakte me namelijk een beetje zorgen of dat wel zou gaan om te gaan kamperen met zo'n mini-mensje.
Welnu, eerlijk is eerlijk. De eerste nacht was geen super succes. Janne werd een aantal keer wakker en wij waren bezorgd dat ze te ver in haar buitenslaapzak naar beneden zakte. De nachten daarna hadden we de truc om dat te vermijden gevonden en terwijl wij het best wel koud hadden, lag Janne als een roos te slapen in haar drie slaapzakken.

We waren zo laaiend enthousiast dat we bij thuiskomst onmiddellijk een nieuwe campingsite reserveerden voor het weekend daarop. Dit keer trokken we over de bergen naar het oosten van het land en dat was een verrassing van jewelste. Wacht, ik neem je even mee.
Eerst rijd je door de bossen. Bomen, bomen en nog eens bomen, en langzaam stijg je en stijg je. Tot je dan tussen de wolken rijdt en je de vieze bruine sneeuw tussen de bomen ziet liggen en er grote parkings en skiliften naast de weg liggen. We zitten nu middenin de Cascades, een bergketen van vulkanen en rotsmuren die van noord naar zuid loopt langs de 'Ring of Fire'. Maar we rijden verder, en het wolkendek trekt langzaam open, en de zon komt piepen. Het landschap wordt vlakker, lichtglooiend, en de vegetatie verandert. Meer loofbomen. Maar we rijden nog verder en de bomen verdwijnen. En het landschap is nog steeds glooiend, maar heeft steeds meer weg van een woestijn. Lage struiken, veelal 'sagebrush', wat voor grijsgroene landschappen zorgt. Dit alles op twee a drie uur rijden. Fenomenaal.

Dat weekend trokken we naar het 'Gingko Petrified Forest State Park', waar ze overal versteende boomstronken opgraven. Ik laat de superinteressante geologische verklaring voor het fenomeen hier achterwege. Ik beperk me tot het weetje dat de ijstijden die na die gigantische lavastroom kwamen dan voor de 'canyons' zorgden die het gebied rijk is. Het is nog niet echt de Grand Canyon, maar het komt op sommige plaatsen toch aardig in de buurt. Daar ben ik echt nog een keer verliefd geworden op Washington State. De vele rotswanden zijn niet alleen een paradijs voor klimmers, maar ook voor basaltzuilliefhebbers zoals ik. Google maar eens 'The Feathers, Vantage, Washington' en je begrijpt wat ik bedoel.
Vorig weekend hebben we een andere 'canyon' aangedaan, nabij Naches en Yakima. Eigenlijk een beetje de nationale weg nummer 12 van Yakima tot Centralia gevolgd die door het Snoqualmie National Forest loopt. En het was opnieuw adembenemend. Ik begrijp nu waarom sommige mensen hier een tattoo van Washington State op hun arm hebben. Zelf denk ik eraan om de sticker te kopen en op onze auto te kleven.

Op zo'n weekendtripjes wisselen we de autoritjes af met wandelingen in een van de heel vele nationale of staatsparken. Ondertussen zijn we ook voor die wandelingen volledig uitgerust met stevige stapschoenen en papa-taxi zoals we de kinderrugzak noemen. Gelukkig, want vorig weekend scheelde het geen haar of ik was op een 'gopher snake' getrapt. Dat beest was zeker een meter lang, maar bleek - uit onderzoek terug thuis - niet gevaarlijk. Ik had nog maar pas tegen Free gezegd dat dat wel voldoende 'excitement' was voor een dag of we zagen onze volgende slang al en dit keer wel een gevaarlijk model: een ratelslang, gelukkig van baby-formaat. (Janne hing bij dit alles hoog en droog in de papa-taxi.)

We zijn dus helemaal klaar om op vakantie te vertrekken. Onze schoenen zijn ingelopen, onze mobile-home geraakt georganiseerd en onze Janne is er klaar voor. Ik heb de fout gemaakt om nu al te zeggen dat we op vakantie gaan en in de tent gaan slapen. Nu zegt ze elke dag minstens een keer: "Tent opzetten? In de tent slapen?" We trekken voor het eerst buiten de staat. We gaan vooral Oregon en het noorden van California exploreren. De volgende twee weken dus geen schrijfsessie. En dan volgt wellicht een nieuwe lofzang voor de wonderen der natuur getiteld "I heart all the States".

Annelies

Ps. In The Economist van deze week stond er dat ze een nieuwe overheidsdienst oprichten om opnieuw meer toeristen naar de VS te lokken. Het toerisme naar de VS zou onder de Bush-administration fel geslonken zijn. Misschien moet ik daar eens solliciteren:-)




donderdag 28 juni 2012

Het leven zoals het is

Pppppppppppppppffff (diepe, diepe zucht). Naijver. Ik weet het. Het is niet mooi, maar hebben we er bij momenten niet allemaal een beetje last van? Ik baal een beetje diep van binnen dat ik ben wie ik ben. Ik weet het. Ook dat zou niet mogen, maar is dat nu net niet wat naijver is? Ik baal van mijn mentale queeste: goeie voornemens maken om 'beter' te doen en er dan zelfs niet aan te beginnen (een reeks voorbeelden volgt). Ik baal gewoon een beetje en wil jullie graag laten meedelen.

Het is begonnen met een google-tocht naar een patroon voor een kinderrokje. Zo ben ik op de mega-fantastisch-coole blog van Mme Zsazsa gestoten. Jaja, jullie zullen ze al allemaal wel kennen, die madame. Digibeten zijn nu eenmaal altijd de laatsten om zoiets te ontdekken. (Voorbeeldvoornemen 1: ik wil geen digibeet meer zijn; ik ga met een pc leren werken en eindelijk mijn digitale fotoboek in orde maken; nog steeds niet gebeurd). Wat een blog, zeg! En ik die dacht dat ik goe bezig was als ik minstens een keer per maand iets geschreven heb. En dan wat er op die blog staat! Patronen, recepten, moestuintips,... Hier sta ik dan met mijn twee tomatenplantjes en mijn twee pompoenplantjes. Ik dacht al dat ik groene vingers kreeg. Een mens voelt zich voor minder een loser. Zie vooral ook de weekmenu's. Niet alleen maakt de madame een weekmenu (ik heb meestal al moeite bij het avondmenu); de manier waarop ze dat dan opschrijft, is al zo creatief dat ik bij het zien van haar handschrift al denk dat ik maar beter mijn vingers amputeer, kwestie om het nooit zelf te moeten proberen.

De volledige waarheid is dat ik altijd gedacht heb dat als ik maar de tijd zou hebben om een 'domestic goddess' te zijn, dat ik dat dan ook zou zijn. Maar nu het zover is, valt dat dik tegen. Ons huisje is niet het pareltje geworden dat ik voor ogen had (voorbeeldvoornemen 2), ook al omdat dat - zelfs in IKEA - nog steeds een dure grap was. Janne noch ik lopen hier rond in allemaal zelfgemaakte, leuke rokjes en bloesjes. (De enige rok die ik zelf gemaakt heb, draag ik niet, want hij is niet perfect genoeg naar mijn goesting. Bovendien zijn t-shirts en broeken in katoen gewoon veel handiger. Conclusie: Naaien is verdomd veel werk voor wat je uiteindelijk gewoon in de winkel kunt kopen. Ik vermoed dat tuinieren een gelijkaardige conclusie zal opleveren.)
Mijn 'cupcakes' zijn te vreten, maar verre van 'te mooi om op te eten'. Ik ben al content als ze niet zwartgeblakerd uit de oven komen en ben daarna te lui om ze nog deftig te versieren; mijn 'chocolate chip cookies' maak ik door het pakje open te schuren en de deegblokjes op een bakplaat te leggen. Ik maak ook nog steeds deftig gebruik van Free's kookkunsten, maar ook van de pizzatent op de ene en de hamburger-'place' op de andere straathoek. Kortom, ik ben geen plaatje van een huismoeder geworden door de extra tijd.

Gelukkig heb ik ondertussen ook al wel geleerd dat dat het probleem net is: het plaatje. Het plaatje klopt altijd, om het zo te zeggen. Wil je iets leuker maken dan het werkelijk is, maak er dan een foto van. Ik durf zelfs te beweren dat als ik een foto zou maken van mijn handschrift, dat het er dan zelfs cool uit zou zien en dat mijn rok perfect zit op de foto. (Deze morgen nog in de Y hoorde ik hoe zij bij het maken van fotocatalogen voor kleren gewoon alles met kleefband dichtkleven om naieve zielen zoals ik die kleren te laten kopen.) Sterker nog, ik stel zelfs dat Plato het helemaal verkeerd had met zijn grotverhaal. De buitenwereld was verre van perfect, maar de filosoof maakte er zo'n leuke en wervelende diavoorstelling van dat de mensen in de grot hem uit naijver een kopje kleiner maakten.

Al dit om te verantwoorden waarom ik geen foto's op mijn blog zet. Kwestie van jullie de naijver te besparen. Wie mijn huis wil zien, mijn cupcakes wil proeven en commentaar wil geven op mijn gat in deze rok, moet zelf maar komen kijken.

Annelies

dinsdag 12 juni 2012

To work or not to work

Vorige week had ik een lang epistel geschreven. Jammergenoeg was Janne vroeg wakker geworden en dan was het moment voorbij en leek me de boodschap al gedateerd. Bovendien leest niemand graag over iemands baalweek. Alhoewel... Soit, vandaag ga ik daarom wat knippen en plakken omdat ik uiteindelijk begonnen was over de vraag die velen al gesteld hebben. Waarom werk ik hier niet?

In eerste instantie mocht ik hier niet werken, aangezien ik een visum van een 'aangetrouwde' ben. Ondertussen is dat verholpen omdat ik een werkvergunning heb aangevraagd en gekregen. Het grootste probleem is echter kinderopvang.
Ik heb hier hetzelfde probleem als alle andere moeders hier. Kinderopvang, noch kleuterscholen zijn hier gesubsidieerd. (Kleuterklas is pas verplicht vanaf vijf jaar, wat betekent dat de staat pas scholen subsidieert vanaf vijf jaar). En dat maakt kinderopvang, net als kleuterscholen totaal onbetaalbaar.
Wat vaker voorkomt dan 'creches' zijn 'nanny's' omdat deze - veelal - studentinnen flexibeler zijn dan echte creches, maar ook zij vragen makkelijk vijftien dollar per uur. Zelfs de babysitters voor vrijdag- of zaterdagavonden vragen die prijs, wat ervoor zorgt dat jonge ouders zoals wijzelf hier niet weggaan, of met vrienden een beurtrol afspreken om te babysitten op de kids.
Dat betekent ook dat je bij elke mogelijke job de afweging maakt of je loon wel de opvangkosten voor je kleine dekt en of het dat wel waard is, en dan is de rekening vaak gauw gemaakt, laat staan als je meerdere kinderen hebt. Dat verklaart meteen ook waarom ik hier de regel ben wat in Belgie de uitzondering is.

Zoals sommigen onder jullie weten, had ik gesolliciteerd in de Duitse kleuterschool voor een job die nog niet bestond. Van een collega van Frederik wist ik dat de school aan het groeien is, maar last heeft van organisatorische hick-ups. Ze moeten voor hun werking vooral beroep doen op vrijwilligers, maar die moeders zijn behoorlijk overvraagd. Daarom bood ik mijn organisatie-talenten aan mits een klein loon en een verlaagd tarief voor Janne. In tegenstelling tot de cooperatieve kleuterklas (waar ik het verder nog over heb), biedt deze school vier lesuren per dag aan, zonder dat ik dan aanwezig moet zijn, maar doet dat natuurlijk niet voor niets. De prijs voor een schooldag is driehonderd dollar per maand en dat wordt met honderd dollar verhoogd voor elke schooldag die erbij komt. De deal leek me voor alle partijen gunstig. Janne zou full-time naar de kleuterklas kunnen gaan, ik zou werken op de uren dat Janne er is, en zij zouden mij het minimum kunnen betalen doordat ik via Frederik al goeie gezondheidszorg heb. Maar de deal is niet doorgegaan omdat de school niemand extra kan betalen. Plan b dan maar.

Plan b is trouwens wat de meeste ouders hier doen: een cooperatieve kleuterschool kiezen voor hun kleine, omdat het de meest betaalbare optie is. Dat wil zeggen dat de kleuterschool wordt gerund door de ouders, wat concreet wil zeggen dat ik meer uren voor de school zal werken dan dat Janne in de klas zal zitten. In ruil voor vier uur kleuterklas, twee op woensdag en twee op vrijdag, moet ik twee van de vier uur aanwezig zijn om toezicht te houden, twee maal per jaar een dag de school gaan poetsen, en twee uur in de maand op een vergadering gaan zitten als klasvertegenwoordiger in de grote cooperatieve koepel, naast de 100 dollar die we maandelijks moeten ophoesten. Een groot engagement dus, dat ik helemaal zie zitten.

Toen ik nog in Belgie was, heb ik Frederik meermaals op het hart gedrukt dat ik het niet zag zitten om full-time te moederen. De eerste maanden was dat aspect van onze 'move' ook het moeilijkst, toch voor mij. En ik vind het nog steeds niet leuk dat mensen alleen maar vragen wat mijn man doet, nooit wat ik doe of deed. Maar de hele waarheid is dat ik steeds meer een echte Amerikaanse "house mom" word, een moeder die 's morgens dankbaar gebruik maakt van de twee uur kinderopvang in de Y terwijl ze gaat sporten of haar boekjes leest (in mijn geval The Economist en InStyle), en in de namiddag haar kinderen (in mijn geval Janne) overal naartoe meezeult, op play-dates bij andere moeders, of naar het park of shopping uitstapjes (en dat zijn er hier veel, uit noodzaak. Een andere keer meer hierover). En net als alle huismoeders hier heb ik wel eens een baaldag omdat Janne aan het peuterpuberen is, of wou ik dat ik een job had, met de sociale waardering en de collega's die dat met zich meebrengt. Maar meestal, en steeds vaker, ben ik hier een gelukkige huismoeder die wast, strijkt, kookt, naait, kaartjes schrijft, skypet, leest, poetst, weekendtripjes plant, financien regelt, met andere moeders keuvelt in het park,... terwijl ze op Janne past.
Het grootste probleem dat ik heb met betrekking tot huismoederen is eigenlijk durven toegeven aan jullie en aan mezelf dat het me prima bevalt. Voila. 't Is gebeurd.

En of ik hier dus nog aan het werk ga? Ik sluit het niet uit, maar dan dringt zich weer het probleem van kinderopvang op. Als ik dat probleem opgelost weet, dan wil ik ook zeker 'werken in de States' aan den lijve ervaren. Een stapje in de goeie richting komt in elk geval om vijf uur langs: een mogelijks vaste babysit. Eerst eens zien hoeveel middelbare scholieren hier per uur durven aanrekenen.


Kanttekening.

Ik ben vorige nacht wakker geworden omdat ik nog een kanttekening moest maken bij wat ik gisteren schreef: de reden(en) waarom ik het lastig heb om het huismoederen helemaal toe te juichen. Even googlen op Time Magazine en Gender geeft een goed overzicht van die redenen (zie bijvoorbeeld  'The Truth About Men, Women and Work' in Time Magazine). De gevolgen van ongesubsidieerde kinderopvang en kleuterscholen zijn namelijk niet te onderschatten: de genderkloof in de States wordt steeds groter. De aanval op de middenklasse is in eerste instantie vooral een aanval op de positie van de vrouwen.
Het patroon herhaalt zich overal om mij heen: ofwel werken jonge moeders helemaal niet en maken ze hun leven naast kinderen toch nog inhoudelijk interessant door vrijwilligerswerk te doen of heel beperkt les te geven (meestal yoga btw), ofwel werken ze halftijds.
Ik ken geen enkele moeder die full-time werkt. Die kom ik gewoonweg niet tegen op de plaatsen waar ik vertoef. Ik heb een keer een  jonge moeder ontmoet die bij Boeing werkte: haar moeder zorgde voor haar dochtertje in de week. De twee jonge moeders die ik ken die werken, doen dat als zelfstandigen en nemen dus nog steeds de helft van de tijd de kinderzorg op zich. Een van die twee voelt zich schuldig omdat ze niet full-time moedert en is van plan om helemaal te stoppen met werken bij de komst van de tweede.
Vrouwen die weer aan de slag gaan na jarenlang gehuismoederd te hebben, kunnen moeilijk nog van een carriere spreken. Veelal komen ze terecht in onderbetaalde en ondergewaardeerde sociale beroepen, zelfs meestal in de te dure prive-kleuterscholen waar hun kinderen naar toe gingen. Sommige jonge vrouwen beginnen zelfs niet aan hoger onderwijs door het vooruitzicht van moederschap, want dat kost hier opnieuw fortuinen. Je kunt maar beter een man kiezen met een carriere.
Terwijl de mannen dus carriere maken bij Microsoft of Boeing en daarvoor naar behoren vergoed worden, werken de vrouwen veelal voor peanuts in de sociale sector of al helemaal voor niets, vrijwilligerswerk dus. De vrouwen spinnen met andere woorden het hele sociale weefsel van deze samenleving, wat ze meteen van onschatbare waarde maakt. Alleen is de vraag of ze daar dan zelf voor gekozen hebben.
Laat ik dus even duidelijk stellen dat op het gebied van kinderopvang en onderwijs ik gewonnen ben voor het Belgische systeem, wat vooral jonge moeders minstens de keuze biedt om aan de slag te blijven of niet.

P.s. De babysit vraagt trouwens 7 dollar per uur, wat hier werkelijk spotgoedkoop is.

donderdag 31 mei 2012

Goeie voornemens

Ik ben uit Belgie teruggekeerd met een aantal goeie voornemens. Een daarvan was om wat vaker te bloggen. Kwestie van jullie wat beter op de hoogte te houden. Wat er mij van weerhield om vaker te bloggen, is niets anders dan wat ik schrijfangst noem: 'Is dat wel correct Nederlands? Klinkt dat wel goed? Hoeveel spellingsfouten zouden er nu weer nog in staan?' Dat soort futiele gedachten die duidelijk maken dat ik maar beter nooit aan een doctoraat begin. Ik heb zelfs de Nederlandse spellingsgidsen doen overkomen in ons verhuispakket, met het goeie voornemen alles dubbel te checken voor ik iets 'publiceer' op mijn blog.
Om dus te kunnen slagen in mijn goeie voornemen heb ik me meteen een ander gemaakt. Dat ik op mijn blog mag schrijven wat ik wil, ook als er niets bijzonders gebeurd is, en dat ik mij van de vorm daarbij niets aantrek. Het komt zoals het in me opkomt. Vanaf nu lees je hier dus dat ik mijn nagels moet knippen (wat het geval is) of dat mijn kont vijf centimeter hoger hangt sinds ik bijna dagelijks ga sporten (wat waarschijnlijk niet het geval is, maar wel zo voelt).

Het moet er om doen dat er nu wel net iets gebeurd is, hier in Seattle. Blijkbaar heeft er hier een of andere psychoot een aantal mensen neergeknald op een paar straten van waar wij wonen. Daar heb ik trouwens voor de rest niets over te melden. Een vriendin hier vroeg me of ik ook in paniek was. Ik wist niet eens wat er aan de hand was. Ik heb alleen een politie-auto, een swat-team, en een cameraploeg zien staan toen ik met de auto voorbijreed op weg naar de winkel. Al is iedereen hier wel echt onder de indruk. Dat bleek uit het gesprek in mijn breiclub. Na mijn 'bodyshop-work-out' in de Y (kort voor YMCA) ga ik namelijk breien voor een uurtje met een bont gezelschap van vooral oudere dames.
Wat op mij meer indruk gemaakt heeft, gebeurde een aantal weken terug. Toen heeft iemand zijn vriend neergeknald in het park naast onze deur omdat ze ruzie hadden. Een paar dagen later stond er in de Y een memoriam voor de man in de koffiekamer.

De dames van de breiclub moesten trouwens hartelijk lachen met mijn mededeling dat ik bezorgder ben om de vulkanen rondom ons dan zo'n schietgrage halvegare (omdat ik mij niet inlaat met bekommernissen van dit soort brute pech). En zij wisten mij meteen te vertellen dat ik niet bezorgd moest zijn om de vulkanen, maar om de aardbevingen (de laatste zware beving was in 2001), en dat ben ik om eerlijk te zijn nu toch ook wel een beetje. Al bleken hun bekommernissen dan weer vooral uit te gaan naar de financiele (btw, ik heb de dubbele punt op mijn nieuwe pc nog steeds niet gevonden, kwestie om niet helemaal als analfabeet over te komen, digibeet tot daar aan toe), de financiele kwestie van de zaak dus. Daar zit ik dan weer weinig mee in. We hebben hier bitter weinig waardevolle spullen; om onze glazen uit de een-dollar-winkel maak ik me geen zorgen.

Kortom, zowel het risico om door een halvegare neergeknald te worden als het risico om door een aardbeving het hoofd te verliezen vallen naar mijn geheel eigen compleet onlogische logica onder de categorie brute pech en ik lig er dus niet wakker van. Al moet ik eerlijkheidshalve wel bekennen dat onze boeken bewust niet hoger dan heuphoogte liggen, en dat ik vandaag even heb overwogen om de wijnflessen van de frigo te halen. Kwestie van onze meest kostbare goederen veilig te stellen.

Groetjes,
Annelies

maandag 30 januari 2012

I heart Puget Sound

Eerst en vooral wens ik jullie allemaal een fantastisch 2012! Misschien is 2012 wel het jaar bij uitstek om een bezoek aan de VS en ons te brengen. Deze streek is het meer dan waard. Tijdens de kerstdagen had Frederik eindelijk een paar dagen vakantie. Daarvan hebben we dankbaar gebruik gemaakt om de streek te verkennen. Zo ben ik de laatste weken langzaamaan verliefd geworden op onze nieuwe woonplaats. En ik denk dat hetzelfde voor Frederik geldt.
We hadden natuurlijk wel al een paar buurtjes in de stad aangedaan. Heel Seattle is opgedeeld in stadsdelen met hun eigen architectuur, sfeer en ‘streek’-producten. Zo hadden we de ‘farmers-market’ in de U-district al ontdekt. (Boerenmarkten zijn hier ecologisch-biologisch etc. en bijgevolg ook bijzonder hip.) En vonden we Fremont, de hippie-buurt ten westen van Wallingford erg leuk, met z’n originele standbeeld van Lenin, trol-onder-een-brug en vele vintage-winkeltjes. We hadden ook al Green Lake, Discovery-park, Magnuson-park en de Golden Gardens bezocht. Al deze parken liggen in Seattle zelf en hebben fenomenale uitzichten op de bergen (veelal vulkanen) ofwel ten westen, ofwel ten oosten van de stad. Op de hoogste heuvels kun je trouwens - op zonnige dagen weliswaar - zowel de Olympic Mountains als de Cascades zien, een uitzicht waar ik blijf van genieten als ik met de auto 50th Street afrijd. De typisch Amerikaanse beton-wegen, houten elektriciteitspalen en pre-fab gebouwen langs de drukste wegen, naast de straten vol gezellige houten woonhuizen geeft Seattle die groezelige gezelligheid die ik zelf zo typisch Amerikaans vind. Maar alleen in Seattle wordt deze groe-zelligheid afgewisseld met best wel indrukwekkende heuvels en spectaculaire uitzichten. Ook sta ik nog altijd even stil wanneer ik ‘bald eagles’ spot (met uitzondering van de ‘bald eagle’ die zijn uitkijkpost op een verlichtingspaal langs de autostrade heeft). Al een keer cirkelden ze pal boven ons huis, een majestueuze verschijning zonder weerga.
Vorige week genoten we dan weer van wat ze hier “snow days” noemen. Tien centimeter sneeuw deed wat alleen de zeer uitzonderlijke feestdagen kunnen: het openbare leven doen stilvallen. Alle openbare instellingen, zoals de universiteiten, bibliotheken, zwembaden,… hadden op dinsdag al aangekondigd dat ze gesloten waren tijdens de sneeuw-dagen;  er lag toen nog geen vlokje op de grond. Toen we op woensdag opstonden, was echter alles bedekt met vijf centimeter sneeuw, en leek het alsof heel Seattle in een winterslaap verzonken was. Zo goed als alle winkels waren dicht, wat hier echt wel heel uitzonderlijk is. En in de namiddag werd heel de stad een recreatiepark; overal kwam je mensen met kinderen op slees tegen, of mensen op langlauf-skis of studenten verwikkeld in sneeuwbalgevechten. De meest stijle hellingen werden ingepalmd door de waaghalzen die op slees, maar ook op stukken kartonnen, rubberen bootjes, gelijk wat de hellingen kwamen afgesjeesd. Twee dagen sneeuwde het, op vrijdag regende het en tegen vrijdag-avond was de winterslaap over.
Al die Seattle-schoonheid valt echter in het niets bij Puget Sound, de naam van de zeearm waaraan de stad ligt.  Deze reusachtige baai ligt bezaaid met eilandjes en schiereilanden en is echt  betoverend mooi. Waar je ook kijkt, je word omringd met natuur-schoon. En dat wordt dan nog eens afgewisseld met pittoreske Amerikaanse stadjes (ja, het bestaat!). Zo hou ik erg veel van Whidbey Island, een schiereilandje met zijn eigen kleine baai, maar ook van de stadjes Poulsbo en Port Townsend. In deze kleine dorpjes lijkt de tijd wel al jaren stil te staan. Maar dat is nog maar een fractie van wat er allemaal te ontdekken valt. Zo wil ik zeker nog naar de Orca Islands, inderdaad genoemd naar de orka-familie die in de wateren rond de eilandengroep woont, en naar het Olympic National Park, met zijn warm-water-bronnen en eigen stukje regenwoud.  Ook het indianen-reservaat naast het stadje La Conner en het oude stadje zelf staan op het verlanglijstje voor zeer binnenkort. (De stad Seattle is trouwens genaamd naar een indiaans opperhoofd uit de 19e eeuw.)
Inderdaad, na de eerste moeilijke maanden, vol praktisch geregel en gedoe, zijn nu onze wittebroodsweken aangebroken. Nu alleen nog wat meer vrije tijd voor Frederik vinden om samen van al dat moois te genieten.