dinsdag 3 juli 2012

Op jaarlijks verlof

Zaterdag vertrekken we op vakantie voor twee weken. Daar kijk ik erg naar uit, want in tegenstelling tot wat de titel doet uitschijnen hebben we vorig jaar helemaal geen vakantietrip samen gehad. Ik had niets anders dan vakantie, terwijl Free niets anders dan werk had. En bovendien geldt in dit huishouden dat een echte vakantie een uit de kluiten gewassen roadtrip van formaat is, die onze auto omtovert in een ware mini-mobile-home. Sinds de komst van Janne hebben we onze formule weliswaar een beetje kindvriendelijker moeten maken, maar we winnen steeds meer terrein terug.
Een van de andere voornemens bij mijn terugkeer uit Belgie was namelijk om elk weekend te gaan kamperen tijdens de zomermaanden en dat lukt aardig. Het lukt niet elk weekend (ik had de pijl hoog gemikt), maar toch een keer om de drie weken.

Onze try-out was vier dagen in het 'state park' op Orcas Island, een van de San Juan-eilanden in de Puget Sound. De schoonheid en het ongelooflijke uitzicht van op de top van het eiland ga ik hier niet beschrijven, want dan val ik in herhaling. Wel wil ik het hebben over onze koddige peuter. Ik maakte me namelijk een beetje zorgen of dat wel zou gaan om te gaan kamperen met zo'n mini-mensje.
Welnu, eerlijk is eerlijk. De eerste nacht was geen super succes. Janne werd een aantal keer wakker en wij waren bezorgd dat ze te ver in haar buitenslaapzak naar beneden zakte. De nachten daarna hadden we de truc om dat te vermijden gevonden en terwijl wij het best wel koud hadden, lag Janne als een roos te slapen in haar drie slaapzakken.

We waren zo laaiend enthousiast dat we bij thuiskomst onmiddellijk een nieuwe campingsite reserveerden voor het weekend daarop. Dit keer trokken we over de bergen naar het oosten van het land en dat was een verrassing van jewelste. Wacht, ik neem je even mee.
Eerst rijd je door de bossen. Bomen, bomen en nog eens bomen, en langzaam stijg je en stijg je. Tot je dan tussen de wolken rijdt en je de vieze bruine sneeuw tussen de bomen ziet liggen en er grote parkings en skiliften naast de weg liggen. We zitten nu middenin de Cascades, een bergketen van vulkanen en rotsmuren die van noord naar zuid loopt langs de 'Ring of Fire'. Maar we rijden verder, en het wolkendek trekt langzaam open, en de zon komt piepen. Het landschap wordt vlakker, lichtglooiend, en de vegetatie verandert. Meer loofbomen. Maar we rijden nog verder en de bomen verdwijnen. En het landschap is nog steeds glooiend, maar heeft steeds meer weg van een woestijn. Lage struiken, veelal 'sagebrush', wat voor grijsgroene landschappen zorgt. Dit alles op twee a drie uur rijden. Fenomenaal.

Dat weekend trokken we naar het 'Gingko Petrified Forest State Park', waar ze overal versteende boomstronken opgraven. Ik laat de superinteressante geologische verklaring voor het fenomeen hier achterwege. Ik beperk me tot het weetje dat de ijstijden die na die gigantische lavastroom kwamen dan voor de 'canyons' zorgden die het gebied rijk is. Het is nog niet echt de Grand Canyon, maar het komt op sommige plaatsen toch aardig in de buurt. Daar ben ik echt nog een keer verliefd geworden op Washington State. De vele rotswanden zijn niet alleen een paradijs voor klimmers, maar ook voor basaltzuilliefhebbers zoals ik. Google maar eens 'The Feathers, Vantage, Washington' en je begrijpt wat ik bedoel.
Vorig weekend hebben we een andere 'canyon' aangedaan, nabij Naches en Yakima. Eigenlijk een beetje de nationale weg nummer 12 van Yakima tot Centralia gevolgd die door het Snoqualmie National Forest loopt. En het was opnieuw adembenemend. Ik begrijp nu waarom sommige mensen hier een tattoo van Washington State op hun arm hebben. Zelf denk ik eraan om de sticker te kopen en op onze auto te kleven.

Op zo'n weekendtripjes wisselen we de autoritjes af met wandelingen in een van de heel vele nationale of staatsparken. Ondertussen zijn we ook voor die wandelingen volledig uitgerust met stevige stapschoenen en papa-taxi zoals we de kinderrugzak noemen. Gelukkig, want vorig weekend scheelde het geen haar of ik was op een 'gopher snake' getrapt. Dat beest was zeker een meter lang, maar bleek - uit onderzoek terug thuis - niet gevaarlijk. Ik had nog maar pas tegen Free gezegd dat dat wel voldoende 'excitement' was voor een dag of we zagen onze volgende slang al en dit keer wel een gevaarlijk model: een ratelslang, gelukkig van baby-formaat. (Janne hing bij dit alles hoog en droog in de papa-taxi.)

We zijn dus helemaal klaar om op vakantie te vertrekken. Onze schoenen zijn ingelopen, onze mobile-home geraakt georganiseerd en onze Janne is er klaar voor. Ik heb de fout gemaakt om nu al te zeggen dat we op vakantie gaan en in de tent gaan slapen. Nu zegt ze elke dag minstens een keer: "Tent opzetten? In de tent slapen?" We trekken voor het eerst buiten de staat. We gaan vooral Oregon en het noorden van California exploreren. De volgende twee weken dus geen schrijfsessie. En dan volgt wellicht een nieuwe lofzang voor de wonderen der natuur getiteld "I heart all the States".

Annelies

Ps. In The Economist van deze week stond er dat ze een nieuwe overheidsdienst oprichten om opnieuw meer toeristen naar de VS te lokken. Het toerisme naar de VS zou onder de Bush-administration fel geslonken zijn. Misschien moet ik daar eens solliciteren:-)